Inleiding
DNA van een dorp als bouwsteen voor de toekomst
Inleiding
Het Oversticht, kennis- en adviesorganisatie voor ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijk erfgoed in Zwolle, nam samen met de gemeente Noordoostpolder en de woningcorporatie Mercatus het initiatief om onderzoek te doen naar de dorpskernen in de Noordoostpolder om inspiratie en kaders te geven voor herstructurering van de dorpen. Het Oversticht formeerde een werkgroep, waarin Sterke Stedenbouw uit Dedgum en TWA architecten uit Burdaard deelnamen. Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds voor Architectuur.
De dorpen van de Noordoostpolder zijn niet ontstaan in een langdurig groeiproces, maar het resultaat van gedegen studie en weloverwogen planologisch handelen. Polder en dorpen samen vormen een uniek integraal ontworpen gebied. De waardering voor deze tot wasdom gekomen jong ontworpen dorpen neemt toe. Maar hoe houdbaar zijn deze dorpen op de lange termijn? De samenleving is ten opzicht van de jaren vijftig fundamenteel veranderd. Er is vraag naar meer diversiteit en flexibiliteit ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp.
![]() |
![]() |
Een centrale ruimte met winkels en voorzieningen (Tollebeek)
|
Eenheid in vormgeving en materiaalgebruik (Espel) |
De nederzettingen in de NoordoostpolderDe Noordoostpolder heeft twaalf nederzettingen. Een van deze nederzettingen is het voormalige eiland Schokland. De overige elf nederzettingen in de Noordoostpolder zijn na de Tweede Wereldoorlog na de drooglegging van de polder gebouwd. Deze nederzettingen bestaan uit de centraal gelegen stad Emmeloord en de tien dorpen daaromheen. De dorpen in de Noordoostpolder hebben een aantal principes gemeen (familiekenmerken), die te beschouwen zijn als het ‘polder-DNA: Een centrale dorpsbrink waaromheen de winkels en andere voorzieningen liggen, kerken en scholen op markante plaatsen, mee-ontworpen groenstructuren, een stratenpatroon dat bewust niet recht en hoekig is en eenheid in de gebouwen door vormgeving en materiaalgebruik. Dit alles conform de ideeën van prof. ir. M.J. Granpré Molière, de aanvoerder van de stedenbouwkundige ontwerpstroming ‘Delftse School’. Een van de dorpen vormt de uitzondering. Dit is Nagele. Hier is gepoogd een aantal doelstellingen van een andere ontwerpstroming te realiseren; ‘Het Nieuwe Bouwen’. |
Herstructureringsopgave in de kernenDe wijken en straten van voor 1962, die zijn gerealiseerd volgens de ideeën van de Delftse School en Het Nieuwe Bouwen, vormen de dorpskernen van de tien polderdorpen. De woningbouw in deze wijken voldoet echter in veel gevallen niet meer aan de kwaliteitsvraag van deze tijd. De woningen zijn klein, slecht geïsoleerd en sluiten niet meer aan op de woonwensen van nu. Het aanbod sluit niet aan op de vraag. Starters en gezinnen trekken naar de nieuwe buitenwijken, waardoor de kernen in verval dreigen te raken. |
![]() |
![]() |
Voorbeeld van sloop en nieuwbouw in Bant (bron: De Velde architecten)
|
|
Toekomstbestendige dorpenGemeente en corporatie geven aan dat sloop en nieuwbouw als maatregel alleen niet meer aansluit bij hun wensen. Het bewustzijn dat de jaren ‘50 en ‘60 wijken een zeker erfgoed vertegenwoordigen is toegenomen. |
Bouwstenen voor de herstructureringDe Noordoostpolder is geplaatst op de voorlopige lijst van Werelderfgoed. De indruk bij veel mensen is dat er daardoor veel aandacht voor het conserveren is in plaats van ontwikkelen (‘de kaasstolp’). Daarom is gekozen voor een doelgerichte aanpak. De opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden worden in deze publicatie concreet zichtbaar gemaakt. Het hoofdstuk ‘de polder’ biedt informatie over de ontstaansgeschiedenis van de polderdorpen, de kenmerken van de Delftse School en Het Nieuwe Bouwen en de overkoepelende eigenschappen van alle polderdorpen. Hoofdstuk 2, ‘de dorpen’, laat de kenmerken per dorp zien: de historie, het dorps-DNA (wat maakt het dorp het dorp?) en de identiteit. |